Les 11

In deze les ga je leren om met functies te werken!
Een functie is een stukje code dat losstaat van de rest van het programma. Een functie kan worden opgeroepen worden in het programma. Functies vervullen meestal een specifieke taak. Je kan ze zien als een klein programmatje dat op zichzelf staat. Aan een functie kan vaak parameters meegeven. De functie gebruikt deze waarden in zijn berekeningen. Een functie kan ook een of meerdere waarden terug geven aan het hoofdprogramma, dat heet return. Maar daar later over.

Een functie maak je met def dan schrijf je de naam van je functie. Als je je functie wil oproepen schrijf je de naam van je functie met () in die rond haken schrijf je parameters.

Resultaat:

Nu eens met de parameters. De parameters zijn de ronde haken, daar kan je waarden aan mee geven.

Je kan nu nog wat proberen andere functie te maken.